Stadsdorp Geerdinkhof brengt buurtgenoten bij elkaar, zo luidt de slogan. Dat kan voor de gezelligheid zijn, zoals de koffieochtenden, of voor gezamenlijke uitjes en wandelingen, maar ook voor onderlinge hulp. Dan gaat het om kleine dingen als boodschappen doen, medicijnen halen of vervoer naar het ziekenhuis.

In de praktijk blijkt het aantal aanbieders van dit soort kleine klusjes veel groter te zijn dan het aantal hulpvragers. Hoe zou dat komen? Is het moeilijk om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen, of is er meer aan de hand?

Hulp vragen houdt in dat je een zekere afhankelijkheid laat zien, iets dat mensen doorgaans liever niet willen. Bovendien verstoort het ontvangen van hulp de ‘balans van geven en krijgen’. Als je de geboden hulp niet snel door een tegenactie kunt laten volgen, dan sta je bij die hulpverlener in het krijt – voor je gevoel. Het spreekwoord zegt niet voor niets: ‘Voor wat hoort wat.’ Geen wonder dat men ook wel spreekt van ‘vraagverlegenheid’.

Balans van geven en krijgen

Misschien moeten we gewoon accepteren dat dit ‘balansgevoel’ het gedrag van mensen bepaalt, in plaats van het te bestrijden en mensen maar te blijven aanmoedigen hulp voor kleine klusjes te vragen. Feit is dat het Stadsdorp Geerdinkhof als organisatie nou niet bepaald wordt overstroomd met hulpvragen, integendeel. Terwijl er zo veel aanbod is gedaan.

 Hoe kan het dan anders?  Kijken we eerst eens naar het ‘naoberschap’ dat model stond voor de stadsdorpen. Een familielid van mij verhuisde naar Twente en vertelde hoe dat er daaraantoe ging. ‘Ja, naoberschap, da’s een mooi ding, maar niet bepaald vrijblijvend. Ze gaan ervan uit dat je als nieuweling in dat systeem gaat meedraaien en op zeker moment staat er gewoon iemand voor je deur die je komt vragen te helpen. En dat mag jij bij hem dus ook doen.’

Zo gaat dat daar dus: gewoon erop afstappen en vertellen wat er moet gebeuren. Dat is nog eens duidelijkheid. Als iedereen het zo doet, dan heeft niemand er last van. Tenzij je overvraagd zou worden natuurlijk...

Dat gaat bij ons natuurlijk zo niet werken. Een oude cultuur van wederzijdse afhankelijkheid plant je niet zomaar over in een veel anoniemere stedelijke samenleving. Bovendien heeft naoberschap zijn wortels in het platteland en betreft ten dele het agrarische leven. Wij hebben hier alleen maar siertuinen… Het werk dat die opleveren valt in principe onder ‘hobby’ en kent geen economische noodzaak.

Eerst elkaar kennen

Ik denk dat de bereidheid om elkaar met kleine diensten te steunen zonder je opgelaten te hoeven voelen samenhangt met de mate waarin je elkaar al kent. Als je elkaar regelmatig ontmoet en op de hoogte bent van elkaars persoonlijke situatie zullen hulpvraag en hulpaanbod elkaar ook veel gemakkelijker ontmoeten, misschien wel bijna vanzelf gaan. Zo bestond er al voordat Stadsdorp Geerdinkhof al een ‘Krik-&-Mikgroep’ van bewoners die elkaar kennen en indien nodig ondersteunen.

Dat pleit er dus voor om goede contacten met je buren op te bouwen, en als het even kan deel te nemen aan het sociale leven in de wijk, bijvoorbeeld door je aan te sluiten bij een leesclubje, het koor, een wandelclubje et cetera. Dat kweekt banden en binnen die banden kom je elkaar als het nodig is tegemoet. Uiteraard zijn burenborrels en het hebben van jonge kinderen ook erg geschikt voor contacten.

Stadsdorp Geerdinkhof bevordert op zijn manier het nabuurschap in Geerdinkhof, door te berichten over de activiteiten van een aantal van die clubjes rond te sturen aan geïnteresseerden. Een van die activiteiten is de maandelijkse koffieochtend. Dat is gezellig en kan het opstapje zijn elkaar nader te leren kennen en iets voor elkaar te betekenen.

Wilt u de nieuwsbrief van Stadsdorp Geerdinkhof ontvangen (per mail)? Meld u aan via stadsdorp@geerdinkhof.nl


Koffieochtend op 9 januari 2019 bij Janna en Piet Matthijsen.                         Foto: Richard Mouw.

Koffieochtend op 9 januari 2019 bij Janna en Piet Matthijsen.                        Foto: Richard Mouw.